Vind je de beschrijving van veel naaipatronen soms ook nog een beetje ingewikkeld? Vaak worden hier aardig wat verschillende nieuwe termen gebruikt, waarvan je misschien nog niet helemaal weet wat er nu precies mee bedoelt wordt. In deze blog hebben we de meest gebruikte termen die je in een naaipatroon tegen kunt komen, voor je op een rijtje gezet. Zo kun je (ook als beginner) snel aan de slag met het maken van je eigen kleding op de naaimachine.
Draadrichting / recht van draad
Wanneer je de papieren patroondelen hebt uitgeknipt kun je deze op de stof gaan leggen. Om er voor te zorgen dat het kledingstuk straks ook mooi zal vallen tijdens het dragen kun je dit het beste in een bepaalde richting doen. Als het goed is vindt je op het naaipatroon een wat langere pijl. Deze pijl geeft de draadrichting aan. Deze pijl moet dan ook evenwijdig komen te liggen met de lengtedraden van de stof.
Het kan soms verleidelijk zijn om de patroondelen toch net een klein beetje schuin te leggen, zodat ze misschien net wat beter op de stof passen. Toch is het slim om dit niet te doen. Je hebt dan namelijk de kans dat je dit straks gaat zien wanneer jouw kledingstuk helemaal af is.
Ben je benieuwd hoe je de patroondelen recht van draad op de stof kunt leggen? In deze blog vind je een handige tutorial.
Zelfkant
De zelfkant is de rafelige kant van de stof waar bijvoorbeeld ook vaak het merk of de kleurcodes op gedrukt staan. Wanneer de stof wordt geweven is dit eigenlijk de rand die de stof goed bij elkaar houdt en voorkomt dat dit los kan laten.
Wanneer je de patroondelen uit de stof gaat knippen dan gebruik je de zelfkant niet, dit gedeelte is eigenlijk puur ter bescherming van de stof, maar heb je hierna niet meer nodig.
Stofvouw
Wanneer je een stof in een stoffenwinkel of online hebt gekocht, dan zie je meestal dat deze dubbelgevouwen is, waarbij de zelfkanten van de stof op elkaar liggen. Aan de andere kant, recht tegenover de zelfkanten, vind je dan een vouw in de stof. Dit wordt ook wel de stofvouw genoemd.
Veel naaipatronen worden vaak maar voor de helft getekend. Wanneer je dit patroondeel tegen deze vouw aanlegt en vervolgens uitknipt, wordt dit halve patroondeel twee keer zo groot, en krijg je dus een volledig patroondeel. Vaak worden bijvoorbeeld achterpanden van jasjes of truien tegen de stofvouw aangelegd.
Je kunt zelf eventueel ook eenvoudig een stofvouw maken in je stof, zodat je hier bepaalde patroondelen tegen aan kunt leggen. Zorg er hierbij wel altijd voor dat de stofvouw wel weer recht van draad loopt.
Zelf een spijkerjack maken
Wil jij ook leren hoe je zelf een spijkerjas kunt maken op de naaimachine (zelfs als je nog niet zo veel ervaring hebt)? In deze digitale video workshop laat ik je dit van begin tot eind zien.
Nu tijdelijk voor maar €47
Vleug
Bij het uitknippen van de stof is het slim om naast de draadrichting ook te kijken of de stof die je gebruikt een vleug heeft. Niet alle stoffen hebben een vleug. Wanneer je met je hand over de stof heen strijkt zal je wellicht zien en voelen dat de ene richting anders aanvoelt en er anders uitziet dan de andere richting. Zeker bij de stoffen die wat “aaibaarder” aanvoelen, zal je dit verschil merken. Dit kunnen bijvoorbeeld stoffen als teddy, fluweel en corduroy zijn.
Wanneer je zo’n stof gebruikt is het slim om alle patroondelen in dezelfde lengterichting op de stof te leggen. Zodat de vleug op alle patroondelen in dezelfde richting loopt. Op deze manier voorkom je namelijk dat jouw kledingstuk straks een kleurverschil heeft en dat de stof in de verschillende richtingen anders aanvoelt.
Middenvoor en middenachter
Op een naaipatroon zal je vrij vaak de termen middenvoor en middenachter tegenkomen. De middenvoorlijn is eigenlijk de (denkbeeldige) lijn die verticaal over het lichaam loopt over het midden van de borst door het punt van de navel. De middenachterlijn werkt eigenlijk op dezelfde manier maar loopt dan precies over het midden van de rug. Je ziet ook vaak dat de middenachterlijn tegen de stofvouw wordt gelegd, zoals hier boven beschreven.
Het onderdeel dan aan de voorkant van het lichaam komt, wordt ook wel het voorpand genoemd. En je raad het al… Het onderdeel van het kledingstuk dat aan de achterkant moet komen, noem je ook wel het achterpand. Je kunt bijvoorbeeld 2 achterpanden hebben voor een broek.
Naadtoeslag
Om de verschillende patroondelen straks aan elkaar te kunnen naaien op de naaimachine heb je hier een extra randje stof voor nodig. Dit extra stukje stof knip je aan het patroon extra aan. Er zijn ook sommige naaipatronen waar dit extra stukje al is bijgetekend. Het is daarom altijd slim om even de beschrijving te checken of je de naadtoeslag zelf nog aan moet knippen.
Zelf vind ik het fijn om uit te gaan van een naadtoeslag van 1,5 cm. Rondom het hele patroon (behalve bij de stofvouw en aan de onderkant) knip je de dan 1,5 extra aan. Je kunt de naadtoeslag eventueel eerst met kleermakerskrijt op de stof tekenen, maar je kunt ook naadtoeslagmagneetjes hier voor gebruiken.
Naadtoeslagmagneetjes
10 magneetjes van 0,5 mm
€5,95 bij Bol.com
Zoom
De zoom is eigenlijk een beetje vergelijkbaar met de naadtoeslag, maar vind je dan onderaan het kledingstuk, bij bijvoorbeeld een broek, rok, jurk of de onderkant van de mouwen. Om te voorkomen dat de stof gaat rafelen wordt er vaak voor gekozen om een zoom aan te knippen.
Wanneer je dit extra aangeknipte stukje stof vervolgens naar binnen vouwt en vast stikt op de naaimachine is de onderrand netjes afgewerkt en voorkom je dat de stof verder kan rafelen.
Hier laat ik je zien hoe je zelf een zoom kunt maken.
Figuurnaad / coupenaden
Om bepaalde kledingstukken meer vorm te geven wordt er vaak voor gekomen om figuurnaden (ook wel coupenaden genoemd) toe te voegen. Je herkent deze naden aan de uitgerekte driehoek op het naaipatroon. Vaak kom je de figuurnaden tegen bij bovenstukjes van bijvoorbeeld jurken, tops of blouses. De punt van de figuurnaad wijst dan bijvoorbeeld richting de borst.
Maar ook bij broeken kan je af en toe een figuurnaad tegenkomen. De figuurnaad naait als het ware de extra stof weg, waardoor het patroon beter aan zal sluiten bij het lichaam.
Je kunt de lijn van de figuurnaad overnemen op je stof met krijt of met rijggaren. Je kunt de stof hierna met deze 2 lijnen op elkaar vouwen en deze lijn vaststikken op de naaimachine. Als je de stof dan hierna weer openvouwt, zal je zien dat je de figuurnaad in je kledingstuk hebt genaaid.
Mocht je nog wat extra uitleg hierover willen, klik dan hier.
Deelnaden
Deelnaden zijn eigenlijk een klein beetje te vergelijken met figuurnaden, maar hierbij wordt het patroondeel volledig losgeknipt. Zo kan het voorpand van bijvoorbeeld een jasje uit meerdere onderdelen bestaan. Door deze onderdelen aan elkaar vast te naaien krijgt het jasje dan weer wat meer vorm, en sluit het weer wat meer aan op het lichaam.
Wanneer je een kledingstuk gaat maken waarbij het voor- en achterpand bestaan uit meerdere onderdelen, dan kan het handig zijn om eerst deze panden compleet te maken, door deze verschillende onderdelen aan elkaar vast te gaan naaien. Zodat je zeg maar eerst een volledig voor- en achterpand hebt. Hierna kun je dan verder met het in elkaar zetten van de rest van het kledingstuk. Op deze manier houd je voor jezelf wat meer overzicht, en blijft het wat duidelijker.
Naast het voor- en het achterpand kan bijvoorbeeld ook een mouw bestaan uit meerdere patroondelen.
Beleg
De onderkant van een kledingstuk wordt vaak afgewerkt met een zoom, maar een ronde rand zoals bijvoorbeeld een hals is wat lastiger af te werken op deze manier. In deze gevallen wordt er dan vaak voor gekozen om deze rand af te werken met een beleg.
Een beleg is eigenlijk een los stukje stof dat dezelfde vorm heeft als de rand die je wilt gaan afwerken. Wanneer je deze randen op elkaar vast stikt en het onderdeel van het beleg vervolgens naar binnen klapt, is deze rand netjes afgewerkt er voorkom je dat de stof weer verder kan gaan rafelen.
Verstevigen
Om sommige kledingstukken net wat meer “body” te geven, wordt er vaak voor gekomen om sommige patroondelen te verstevigen. Dit hoeft zeker niet bij alle patroondelen, maar vaak alleen bij het beleg, de kraag en onderdelen zoals de manchetten. In de beschrijving van het naaipatroon staat eigenlijk vrijwel altijd vermeld om welke onderdelen dit precies gaat.
Voor het verstevigen kun je gebruik maken van vlieseline. Dit is een extra dun laagje stof die vaak aan de achterkant een lijmkant heeft. Wanneer je deze kant met lijm op de verkeerde kant van je stof legt, kun je met behulp van je strijkijzer deze twee lagen heel makkelijk op elkaar vastmaken.
Afwerken van de naadtoeslag
Wanneer je het kledingstuk in elkaar gaat stikken dan doe je dit met de goede kanten van de stof op elkaar. De naadtoeslag komt dan aan de binnenkant van het kledingstuk en is hierdoor in principe niet meer zichtbaar. Toch kan het soms wel handig zijn om deze naadtoeslag af te werken, zeker wanneer je een stof gebruikt die erg rafelt.
Dit kan je op verschillende manieren doen. Op je naaimachine vind je bijvoorbeeld de zigzagsteek wanneer je deze steek gebruikt langs de rand van de naadtoeslag, kun je deze rand eenvoudig afwerken. Maar je kunt dit bijvoorbeeld ook doen met behulp van een lockmachine.
Doorstikken
bij sommige wat dikkere stoffen kan het mooi zijn om bepaalde naden door te stikken. op deze manier komt de naadtoeslag mooi plat te liggen aan de binnenkant, en daarnaast kan het ook een leuke toevoeging zijn voor aan de buitenkant van het kledingstuk. Je ziet bijvoorbeeld vaak bij spijkerbroeken dat sommige naden worden doorgestikt met het bekende okergele garen.
Voor het doorstikken van de naden kun je het beste een wat grotere steeklengte gebruiken. daarnaast kan het ook fijn zijn om de naad eerst even te strijken, zodat de naadtoeslag aan de goede kant en mooi plat ligt.
Rimpelen
Sommige kledingstukken hebben extra details zoals bijvoorbeeld plooien bij de mouw of een gerimpelde rok bij een jurk. Om de stof te kunnen rimpelen heb je voor dit patroondeel extra stof nodig. Zo zal je zien dat de mouw dan een stuk breder is dan de ronding waar de mouw in moet komen. Door de stof in te rimpelen zorg je er dan voor dat deze onderdelen precies op elkaar passen.
Vaak vind je op het patroondeel ook speciale symbolen die aangeven tussen welke punten de stof moet worden gerimpeld.
Biasband
Biasband wordt vaak gebruikt voor het afwerken van bepaalde randen van de stof. Dit band schuif je dan als het ware over deze rand heen en kun je dan vaststikken op de naaimachine. Het voordeel van biasband is dat het vrij goed te vormen is. Dan komt omdat dit band schuin van draad uit de stof wordt geknipt, op deze manier wordt de stof net wat rekbaarder.
Voor echte stretchstoffen kun je ook gebruik maken van elastisch biasband. Dit band is net zoals de stretchstoffen extra rekbaar, waardoor deze randen van de stof ook de stretch behouden.